vrijdag 9 december 2016

Even naar Bob


Oerkreten van opgebrande en aangeschoten overblijvers en geblondeerde jonge dames van vijftig nippend aan een zoet wit wijntje sieren het dorpscafé in Bruinisse. Pas dertig jaar geleden is het pand voorzien van vloerbedekking aan de muren.  Vergeeld door het roken en weggevreten door motten. Het is een muffige bedoeling. De tijd is stil blijven staan. Voor het café en zijn mensen. De menukaart is nog steeds hetzelfde, alleen de prijzen achter de visgerechten zijn drastisch omhoog geschroefd door de jaren heen. Bob zit stil achter de bar. Nog niet zo lang geleden runde hij zelf deze tent, zijn café en het daarbij behorende restaurant. Ondanks alle Zeeuwse invloeden is hij een Rotterdammer in hart en nieren gebleven. De dorpelingen voelen dat en de meeste lopen gauw het café met de kanten gordijntjes voorbij. Ondanks al die jaren voor zijn klanten klaarstaan, blijft hij nog steeds import.

Een verlopen Hagenese, die zich nog vijfentwintig wilt voelen, hangt aan de bar en laat haar ogen glijden over de mannelijke klanten, in de hoop dat iemand reageert op haar steelse blikken. Haar echtgenoot naast haar, kijkt zwijgend toe. Helmut, de buurman van Duitse origine zit zoals gewoonlijk op zijn vaste plekje met een borrel en een biertje voor zijn neus. Stemverheffingen vullen de andere kant van de bar door de Zeeuw die niet meer welkom is in de andere cafés die het dorp rijk is. Op de achtergrond Marianne Weber. In de hoek wordt druk gekaard en de biljart tafel wordt gebruikt als prijzentafel voor de bingo die vanavond gespeeld gaat worden,

Ik mag niet meer drinken van de dokter, zegt Bob en je hoort de spijt in zijn stem. In de zeventig is hij en het enige wat hij nog mag, zijn medicijnen voor zijn hart. De afgelopen weken is hij in een oude man veranderd, maar wanneer hij op vrijdagavond nog een dienstje draait om de nieuwe eigenaren een handje te helpen, komen de pretlichtjes weer in zijn ogen. Weg van zijn zeurende wijf die niet meer achter de geraniums vandaan wilt komen. Stiekem nippend van zijn portje. Eentje kon vast geen kwaad.

Een aantal weken later komt Bob niet meer in zijn café. Zijn kruk heeft plaatsgemaakt voor een doorgezakte bloemetjes fauteuil. Hij zit naast zijn vrouw achter de opgedroogde plantjes. De tijd heeft hem ingehaald. Zijn vrouw heeft hem zijn vrijdagavond afgepakt. Naast hem staat een fles jenever en als ik hem zie lopen op straat is hij Bob niet meer. Voor mij is Bob, een boegbeeld voor hoe een café hoort te zijn. Waar alles kan en mag. Waar je kan zuipen en eten, kan lachen en huilen. Bob is niet meer. Hij is nu gewoon een oude man.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten