vrijdag 9 december 2016

Hondje




“Hij vindt dat zo fijn." Babbelend krabbelt mijn schoonmoeder langs de gonade van haar hond.  De hond kronkelt op zijn rug heen en weer en met afgrijzen kijk ik naar dit tafereeltje. Even later loopt ze richting keuken en zonder haar handen te wassen pakt ze uit haar ijskast een zakje vleeswaren.  Op haar gemak scheurt ze de plakjes rosbief in stukjes.

Ongeïnteresseerd komt hondje aansjokken en met een verveeld gezicht doet hij zijn bek open, zodat zijn baasje de stukjes erin kan leggen. “Ik geef hem kleine stukjes, want dan hoeft hij minder te kauwen", vertelt ze. " 's Avonds krijgt hij gebraden kipfilet, maar wel in de croma gebakken hoor!” Dit is geen grap, dit ritueel speelt zich dagelijks af in het huis van mijn schoonmoeder. Ikzelf heb niet zoveel met honden. De meeste vind ik stinken en aan honden die om het minste geringste blaffen heb ik een gruwelijke hekel.

Als ik bij mijn schoonmoeder binnenkom, begint die ellendeling al naar me te grommen.  Zijn kleine rotte tandjes bloot en hij kijkt me aan alsof hij zwaar beledigd is, omdat ik in zijn huis kom.  Met een plof val ik op de bank en met een rotgang sta ik weer op als ik mijn schoonmoeder hoor roepen, dat ik op hondje zijn plekje ben gaan zitten. Vier manden staan er in de kamer, in iedere hoek één, zodat hij niet ver naar zijn mandje hoeft ze lopen.  Hij ligt echter altijd stinkend op de bank.

“Anderhalf uur ben ik vanochtend met hondje rond geweest", zucht mijn schoonmoeder. “Bij één huis bleef hij zo lang snuffelen, er woont daar een loops hondje moet je weten. Werd ik na een half uur nog weggestuurd ook door de mevrouw die daar woonde, de brutaliteit! Schandalig vind je niet. Hondje was daar gewoon aan het genieten.  Nou, dat heb ik haar wel even verteld. Dat mens werd furieus en nu ga ik maar mijn rondje via dat andere loopse hondje maken, mompelt ze verder. Hopelijk vindt hij dat goed."

De vraag: Kun jij hondje een paar dagen nemen, kwam als een donderslag bij een heldere hemel. “Natuurlijk”, hakkelde ik en inwendig was ik mezelf al aan het geselen. Waarom zeg ik dat nou? Ik, die zo’n hekel heb aan hondje en hondje aan mij. Hoe moet ik in hemelsnaam die hond verzorgen. Maar ergens in de catacomben van mijn brein speelde zich sadistische spelletjes af. Nou ja, voor die hond zijn het sadistische taferelen. In mijn ogen de normale gedragingen van mens tot hond.

In gedachten genoot ik al van hondje zijn afgrijzen bij het zien van hondenbrokken in plaats van dure vleeswaren. Misschien wel goed, een weekje ontwenningskuur. Ook die vette hap 'avonds laten we maar schieten en wat denk je van drie keer per dag een rondje om de kerk? Hebben die loopse hondjes ook eindelijk eens rust. Misschien krijg ik hem wel opgevoed, dacht ik hoopvol, misschien wordt het wel een lieve hond, als hij eindelijk eens normen en waarden leert.

De dag dat hondje kwam logeren, kwam veel te snel. Schoonmoeder had een uurtje met hem alleen nodig om afscheid te nemen en na een boodschappentas vol met vleeswaren en kipfilet te hebben achtergelaten, vertrok ze met tranen in haar ogen. Even later zat ik met een boterham belegd met rosbief voor de computer om een recept op te zoeken à la kip. Hondje keek me met argusogen aan.

Die week was de ergste week van mijn leven en ik denk ook van zijn leven. Hij was in ieder geval wel wat magerder geworden, want welke hondenbrokken ik hem ook voorschotelde, hij haalde voor elk zijn neus op. Grommend trok ik hem drie keer per dag rond de kerk en voor de rest van de dag lag hij in zijn mandje mij te bespioneren. De laatste dag heb ik hondje kip gegeven, want ik kon zelf even geen gekakel meer horen. Na wat gesnuffel, ging hij weer naar zijn mandje zonder nog maar aan zijn kipje gelikt te hebben. Wat had ik nou weer verkeerd gedaan? Na wat overpeinzingen kwam ik erachter dat ik de verkeerde boter had gebruikt. “Krijg dan maar het heen en weer!”, schreeuwde ik naar het beest. “Dan vreet je maar niet.”

Eindelijk kwam dan mijn schoonmoeder om het duiveltje in een doosje op te halen. “Is ze lief voor je geweest honneponnetje? Heb je lekker gegeten schatje?” De rillingen gingen over mijn rug. “Je bent wel wat mager geworden”, en haar ogen flitsten boos naar de mijne.  “Hij wilde echt niet eten moeder”, stamelde ik. “Alles geprobeerd, echt waar. Zelfs de kipfilet in kleine stukjes gesneden. Met droevige ogen zat hij hele dagen voor de deur te wachten en ’s nachts huilde hij als een wolf", overdreef ik vreselijk. “Kronkelend en piepend lag hij overdag te dromen en zelfs voor de loopse hondjes had hij geen interesse. Ik ben zelfs bij allebei de hondjes langs geweest, maar hij trok me iedere keer weer mee naar jouw huis en wachtte daar voor de deur. Zo zielig”, vervolgde ik. “Hij had gewoon heimwee naar jou, denk ik", zei ik met een snik in mijn stem.  Jeetje, ik wist niet dat ik zo goed kon liegen, maar het was voor een goed doel.

Dat laatste, dat van de heimwee was de druppel en mijn schoonmoeder viel op haar knieën voor haar afgod en huilde tranen met tuiten. Met flinke uithalen hoorde ik vele spijtbetuigingen richting hond aan. Ze ging gelijk een nieuwe mand kopen en verse rosbief en vroeg of hondje trek had in kipfilet met wat extra jus. Met gebogen rug alsof ze alle schaamte van de wereld met zich meetorste ging ze met hondje naar huis.

 ’s Avonds belde ze me op om me te bedanken voor de goede zorgen, maar dat het nooit meer nodig was. Hondje kon gewoon niet zonder haar en de volgende vakantie ging daarom nog wel even duren. Hij was belangrijker. Een paar dagen later ging ik op de koffie bij mijn schoonmoeder en ik was toch wel benieuwd hoe hondje zou reageren op mijn verschijning. Een paar oude hondenbrokken zaten nog in mijn zak. Ik nam plaats op de bank en hondje keek me aan en even later was hij weer in diepe rust. Net voordat ik naar huis ging, kwam hondje naar me toe. Hé, geen tandjes naar me hondje, dacht ik. Instinctief haalde ik een paar hondenbrokjes uit mijn zak. Voorzichtig pakte hij ze en kauwend vertrok hij weer richting mand.

“Hij is weer helemaal de oude hoor!”,  riep mijn schoonmoeder vanuit de keuken. “Ik geef hem nu gewoon iets meer vet bij de kip, dan krijgt hij het beter weg. Ik denk ook dat hij wat uitgekeken was op de rosbief, dus nu geef ik hem slagersachterham. Gaat erin als koek”, zei ze glunderend. Toch kon ik mijn gevoel van overwinning niet onderdrukken.

Ach, zoals het baasje is, zo is het hondje.  Bij mij thuis zul je in ieder geval nooit meer een hond aantreffen. Nou misschien een hond in de pot en daar laten we het maar bij.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten